Stilteplek

Zachtjes duw ik de hoge, zware deur van melkglas open. De banken zijn leeg. Ik stap naar binnen; het gekletter van het ziekenhuisrestaurant verstomt. Dan ben ik alleen, samen met het lichte geruis van de airconditioning.

Ik doe mijn jas en schoenen uit en maak een rondje door de ruimte. In de vitrinekast hangt een nieuw kunstwerk: wit, rond, oneindig, zonder titel of toelichting. Op de essenhouten tafel ligt een stapeltje uitgeprinte gebeden. Ik pak het bovenste papier en loop ermee naar de bank in de hoek. Mijn jas vouw ik op tot een kussentje. Het is stil. Vanochtend hoef ik niets meer. Mijn gedachten buitelen over elkaar heen, tot ze één voor één uitgeraasd neervallen in de hoek. Met mijn tenen volg ik de vleug van het tapijt.

Dan gaat de deur open. Aan zijn groene jas zie ik dat hij op de operatiekamer werkt. Ik knik, hij knikt terug en kiest een andere bank, haaks op de mijne. Even zit hij voorover, ellebogen op de knieën, het hoofd rustend op zijn handen.

Dan leunt hij achterover met gesloten ogen. Ik doe mijn schoenen aan en sta zachtjes op. Hoe deze dag er verder ook uitziet, ik kan het aan.

Francisca Folkertsma

Uit: Open Deur